PHS 33 – Bestellersstempels

Michael Brekelmans, ‘Een bijzonder stempel met letters en cijfers’. Bestellersstempels in Nederland

Uit de inleiding van Posthistorische Studie 33:

Tussen 1867 en 1930 werd een groot deel van de in Nederland te bestellen post voorzien van een bestellersstempel, dat het volgnummer van de bestelling en het nummer van de besteller aanduidde. Het aantal postbestellingen lag in de 2e helft van de 19e eeuw ongekend hoog. Vijf bestellingen per dag was in de meeste steden eerder regel dan uitzondering. Het aantal bestellingen was vooral gebaseerd op de aankomsttijden van de treinen en andere transportmiddelen die voor het postvervoer zorgden. Veranderingen in de aankomsttijd van de treinen, bijvoorbeeld bij afwisseling van de zomer- en winterdienstregeling, leidden dan ook geregeld tot een wijziging in de aanvangstijden en zelfs van het aantal bestellingen. Van enige landelijke uniformering was nog lang geen sprake.

Toch waren er regelmatig klachten over een niet tijdige bestelling. Zelfs een vertraging van een of twee uur kon al reden zijn voor ingezonden brieven in de kranten. Een controlemiddel op een tijdige bestelling lag dan ook voor de hand. Vanaf 1853 kwamen achtereenvolgens in Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, ’s-Gravenhage en diverse andere plaatsen nummerstempels in gebruik om te kunnen achterhalen welke besteller verantwoordelijk was geweest voor de tijdige en correcte bestelling van de post. Op het postkantoor ’s-Gravenhage werd in 1859 een stempel in gebruik genomen dat door middel van een letter zowel het volgnummer van de bestelling als het nummer van de besteller weergaf. Dit moest door de besteller op elke te bestellen brief worden geplaatst en op het plaatsen hiervan werd door een hoofdbesteller nauwkeurig toegezien.

Dit systeem was dermate succesvol dat door de minister van Financiën in 1867 besloten werd dit voor alle grote postkantoren in gebruik te nemen. De postkantoren Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht kregen elk een eigen model stempel, die in de daaropvolgende jaren in steeds meer plaatsen in gebruik werden genomen. Het gebruik van de stempels werd in postale circulaires vastgelegd en het publiek werd op de hoogte gebracht van de werking van deze stempels, zodat het kon controleren of de post inderdaad op tijd was besteld.

 

Omdat het grootste deel van de post nog ongefrankeerd werd verzonden en het port contant aan de deur moest worden afgerekend, moesten de brieven door de besteller persoonlijk aan de geadresseerde worden overhandigd. De besteller kende daardoor het grootste deel van zijn clientèle. De combinatie van economische groei, bevolkingsgroei in de steden en stadsuitbreidingen in de tweede helft van de negentiende eeuw leidde tot een aanzienlijke groei van het postverkeer. Dit leidde weer tot een continue toename van het aantal bestellers en hoofdbestellers en wijzigingen in de schema’s van de bestellingen. Het aantal brieven dat niet in één keer kon worden besteld nam aanzienlijk toe.

Niet alleen omdat mensen niet thuis waren, maar ook door de veelal gebrekkige adressering, waarbij werd volstaan met een naam en woonplaats van de geadresseerde. Dit leidde in het laatste kwart van de 19e eeuw tot het ingebruiknemen van stempels voor de hoofdbestellers en voor de bestellersorteerders die verantwoordelijk waren voor het uitzoeken van de juiste adressen. Ook door de introductie van postbussen ontstond behoefte aan een nieuw type stempel. Al deze typen stempels hadden als doel controleerbaar te maken welke besteller, sorteerder of hoofdbesteller verantwoordelijk was geweest voor de juiste en tijdige behandeling van een poststuk. Bij elke overdracht van een poststuk diende opnieuw een stempel geplaatst te worden. Dat dit in sommige gevallen tot een wildgroei aan stempels op individuele poststukken leidde werd lange tijd door het publiek en de Posterijen voor lief genomen.

In de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog daalde door bezuinigingen bij de Posterijen het aantal dagelijkse bestellingen in een snel tempo. Hierdoor kwam ook een eind aan het gebruik van de bestellersstempels. Hoewel het lijkt alsof de bestellersstempels rond 1930 geruisloos van het toneel verdwenen, blijkt dat allerminst het geval te zijn. Vooral vanuit het bedrijfsleven kwam veel protest tegen deze maatregel. Een aantal stempels bleef op de grotere postkantoren zelfs tot in de jaren zestig nog in gebruik.

Deze publicatie gaat vooral in op de achtergrond van de bestellersstempels en enkele daarmee samenhangende andere stempels: waarom zijn deze ontstaan, hoe komt het dat deze zo lang in gebruik zijn gebleven en hoe werden deze gebruikt.

Hieronder vindt u, in twee bijlagen, een deel van de inhoud van het boek, opdat u zich daar een indruk van kunt vormen.

PHS 33 inhoudsopgave.

PHS 33 Hoofdstuk 5.

Dit boek is nog voorradig. Voor prijs en hoe te verkrijgen zie het Overzicht publicaties.

Scroll naar boven
Po & Po