posttarieven Nederlands Indië
Posttarieven Nederlands Indië, postwaardestukken
Nederlands-Indische posttarieven voor zover ze betrekking hebben op de postwaardestukken.Alle tarieven in dit overzicht zijn opgegeven in centen. Deze tarieven gelden voor postwaardestukken die niet zijn bijgefrankeerd. Uitzonderingen zijn het noodzakelijk bijplakken met postzegels. Voor meer informatie en uitgebreid bronnenoverzicht, ook wat de postwaardestukken zelf betreft, wordt verwezen naar Binnenlandse en buitenlandse posttarieven van Nederlands-Indië 1863-1949, aflevering Postwaardestukken, door P. Storm van Leeuwen. Verschenen als bijlage bij ZWP nr.117 van januari 1998, het mededelingenblad van de Studiegroep Zuid-West Pacific. Verschil ‘zeepost’ en ‘mail’: 1. Enveloppen (sedert de uitgiftedatum 1 januari 1878)
Opmerkingen: 1. De eerste gewichtsklasse was aanvankelijk 0 t/m 15 gram. Op 1 okt 1907 wordt de eerste gewichtsklasse voor Nederland per mail en de UPU-lidstaten 0 t/m 20 gram; op 15 nov 1907 ook voor het binnenland en op 15 jan 1908 ook voor Nederland per zeepost. 2.Voor het binnenland en Nederland per zeepost gold voor de tweede gewichtsklasse: 20 t/m 40 gram, tot 1 feb 1921 een tarief van 17½ cent. Hiervoor is de envelop van 17½ cent uitgegeven. 3.De envelop van 22½ cent was bestemd voor het aangetekend verzenden naar het buitenland, waarvoor een briefport van 12½ cent gold. 4.Op 1 jan 1929 werd het enkelvoudige briefport voor UPU-lidstaten verlaagd naar 15 cent. Daarvoor werd geen envelop meer aangemaakt. Geadviseerd werd een envelop van 12½ cent met een frankeerzegel van 2½ cent bij te frankeren. Voor Nederland, Curaçao en Suriname werd op 14 jun 1937 het enkelvoudige briefport van 15 cent ingevoerd, maar de meeste brieven werden toen inmiddels per luchtpost verzonden. 2. Postbladen (sedert de uitgiftedatum 2 mei 1922)
Opmerking: 1. Op 1 okt 1947 werd het speciale tarief voor postbladen verhoogd. Geadviseerd werd een postblad van 7½ cent met een frankeerzegel van 2½ cent bij te frankeren, totdat het postblad van 10 cent in omloop kwam (Geuz. Nr.6, bekend 8 aug 1948). 3. Briefkaarten (sedert de uitgiftedatum 1 april 1874)
Opmerkingen: 1. De eerste briefkaart werd al in jan 1874 uitgegeven voor de tweede Atjeh-expeditie. Deze kaarten mochten ook per zeepost naar Nederland worden verzonden. 2. Het mailtarief voor Nederland werd op 1 mei 1876 15 cent. Geadviseerd werd de briefkaart met een frankeerzegel van 10 cent bij te frankeren. 3. Op 1 jan 1877 werd een verlaagd tarief van 10 cent ingevoerd voor de Straits Settlements (onder andere Singapore en Penang), dat in jul 1877 ook ging gelden voor Portugees Timor. De 5 cent briefkaart kon met een frankeerzegel van 5 cent worden bijgefrankeerd. 4. Op 14 jun 1937 werd een briefkaarttarief van 12½ cent ingevoerd voor verzending per luchtpost naar Nederland, Curaçao en Suriname. Hoewel de tarieven op 1 okt 1947 omhoog gingen, bleef dit briefkaarttarief van 12½ cent voor verzending per luchtpost gehandhaafd. 5. Voor tarieven naar niet UPU-lidstaten zie ZWP. Op 1 jan 1922 werd het verschil in tarief tussen UPU-lidstaten en niet UPU-lidstaten opgeheven. 4. Verhuiskaarten (sedert eind juli 1909; de exacte uitgiftedatum is niet bekend)
Opmerkingen: 1. Tot 1 jul 1930 zonder bijfrankering alleen toegelaten in het binnenlands verkeer. 2. Voor de verhuiskaarten van 1 cent moest nog 1 cent extra worden betaald voor het formulier. De verhuiskaarten van 2 cent zijn inclusief 1 cent voor het formulier. 3. Na 1 okt 1947 moest men een frankeerzegel van 1 cent bijplakken totdat de kaart van 4 sen verscheen. De verhuiskaart van 4 sen (Geuz. Nr.11) is het tarief van 3 cent plus 1 cent voor het formulier. 5. Aanvullende diensten (Sedert 1 mei 1877, de datum van toetreding van Nederlands-Indië tot de UPU) Zie: bijlage bij ZWP nr.120 (expresse) en bijlage bij ZWP nr.121 (aantekenen). Het aantekenrecht en het expresserecht komen boven het normale port.
|